Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Gilbert Van Miegroet

De bakker van de Kouter

 

Gilbert

Van Miegroet

Vandaag liggen jongeren wakker van hun studie- of beroepskeuze. Ooit was er een tijd dat jongeren dat probleem niet hadden. Was je vader boer, dan lag het voor de hand dat jou het zelfde lot beschoren was. Zo was het ook met Gilbert Van Miegroet. Stammend uit een bakkersfamilie koos hij op zijn veertiende voor de bakkersstiel, maar met zijn volle goesting. Jarenlang had hij samen met zijn vrouw Jacqueline een bloeiende zaak naast de Kouterschool. Deze zomer mag hij zeventig kaarsjes uitblazen. Ik kende Gilbert niet voor ik op interview bij hem ging maar volgens zijn dochter Margot was hij een verteller eerste klas. En ze had niet gelogen…

De familie Van Miegroet is bij manier van spreken geboren aan de oven. Gilbert was bakker maar ook zijn vader, grootvader en overgrootvader verdienden hun boterham met brood te bakken. Zijn overgrootvader Cesar Van Miegroet had tien kinderen en al zijn zonen werden bakker. Eén is naar Wallonië getrokken maar Georges, Victor en Jules vestigden zich in onze gemeente als bakker. We spreken nu over het begin van de twintigste eeuw. Zijn overgrootvader stichtte samen met anderen de Zeelse bakkersbond in 1908. Gilbert is een kleinzoon van Jules. Zijn opa trouwde in 1913. ’t Was van moetens, vertelt Gilbert bijna een eeuw later, op 25 december van dat zelfde jaar werd zijn vader Walther geboren. In ’14 kocht het jonge paar het huis naast de Kouterschool dat ze verbouwden tot een bakkerij.
Eind juli brak dan de Eerste Wereldoorlog uit. Net zoals velen moest ook Jules op de vlucht voor de Duitsers. Zijn grootmoeder bleef alleen achter met haar kind en zijn grootvader keerde pas terug in 1919. Mijn vader, zegt Gilbert was bijna zes jaar voor hij zijn vader voor het eerst zag. Het rare aan heel die vlucht van meer dan vijf jaar, gaat Gilbert verder, is dat mijn grootvader nooit heeft verteld wat hij beleefd heeft in al die jaren, waar hij gezeten had… De bakkerij is gewoon terug opgestart toen hij terug was. Walther bleef het enige kind van Jules en zijn vrouw.

 

Jules en Rachel Van Miegroet met hun zoon Walther en hun knecht Emiel (rond 1920)

 

Jules en Rachel Van Miegroet met hun zoon Walther en hun knecht Emiel
Huwelijk van Walther en Frlorence Van Miegroet in 1939  

Zijn pa is getrouwd in 1939 aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Er was een kleine en grote mobilisatie. Ook was het zo dat getrouwde mannen bepaalde voordelen kregen en dat stimuleerden Walther en zijn vrouw, Florentine Van Hecke, om sneller te huwen. In mei 1940 moest het regiment van Walther de brug over het Albertkanaal in Vroenhoven bewaken. Het geschut was gericht op de brug maar de Duitsers staken het kanaal over met zweefvliegtuigen en vielen het regiment in de rug aan. Er was geen tijd om te schieten en wie toch naar zijn geweer greep, werd neergeschoten. Walther heeft de eerste Belgische soldaten zien sneuvelen. Een beeld dat hij meegedragen heeft, zijn leven lang. Hij werd krijgsgevangen genomen en opgesloten in het kamp van Fallingborstel. Het duurde tot 9 november 1940 vooraleer hij vrijgelaten werd en terug naar huis mocht. Terug in Zele moest hij zich melden als bakker en was hij verplicht twee maal per week voor de Duitse bezetter brood te bakken.

Het huwelijk van Walther en Florence Van Miegroet in augustus 1939
 
Miet, Odtte en Gilbert Van Miegroet  

Een dikke negen maand later, op 7 augustus 1941 werd Gilbert geboren. Na hem volgden er nog zeven andere kinderen: Odette (1942), Miet (1945), Georges (1948), Werner (1951), Rita (1953), Willy (1954) en Martine (1957). Dat er in het gezin Van Miegroet genoeg leven in de brouwerij was, dat snap je wel. Gilbert herinnert zich nog goed dat in 1954 naast de deur cinema Orly werd gebouwd. Ons ma, vertelt hij, was nog nooit naar de cinema geweest en op een avond trok ze samen met onze pa er naar toe. De oudsten moesten op de kleinsten passen en om acht uur was het bedtijd. Een leuk spelletje in bed was ‘bommekes schieten’. Iemand buigt zijn benen en schiet een ander weg. Dat ging een aantal keren goed, alleen de laatste keer liep het mis. Iemand belandde in de ruit die uitgaf op de Zeven Weeën. Een serieuze wonde en bloed alom. In de pauze kon moeder Van Miegroet naar huis en dat is de enigste keer in haar leven dat ze naar de cinema geweest is.

Gilbert zijn schoolcarrière begon in het kleuterke op het Kapelhof. Een jongensschool was er in die jaren nog niet op de Kouter en dus moest Gilbert op zijn zes jaar naar de gemeenteschool. Te voet, want van een gemeentebus, daar was nog lang geen sprake van. ’s Morgens naar school en ’s middags thuis komen eten en terug naar school. Van de vierde klas mocht hij de sprong maken naar het zesde leerjaar. En dus was hij pas elf toen hij naar het middelbaar trok.

 

Gilbert met zijn vader en twee broers in de bakkerij
Miet, Odette en Gilbert in 1947
   
Gilbert, Werner, Georges en hun vader

Op aanraden van een oom schreven zijn ouders hem in in ‘Den Bunder’. Voor de eerste keer maakte hij kennis met gemengd onderwijs. Maar het tweede en derde jaar middelbaar volgde hij bij de Broeders. Dat derde jaar heeft Gilbert niet afgemaakt want toen stierf grootvader Jules. Zijn vader vroeg aan Gilbert of hij niet thuis wilde blijven. Ook al was ik een goede leerling, zegt Gilbert, ik studeerde wel graag maar mijn hart lag in de bakkerij. Omdat ik nog geen veertien was, is mijn vader dan speciaal gaan vragen bij de deken of ik thuis mocht blijven want hij kon me best gebruiken in de bakkerij.
En dus kwam ik, dik dertien jaar aan de oven te staan, gaat Gilbert verder. Ook toen ik nog naar school ging, moest ik thuis helpen. Ik had ’s middags een kleine broodronde met de fiets. Onze pa had al in 1951 een auto om zijn brood uit te voeren. Ik deed ’s middags die kleine straatjes die moeilijk te bereiken waren met de wagen: de Van Hesedreef, de Nieuwe en Oude Kouterdreef en die andere kleine zijstraatjes van de Kouter. Vele van onze klanten wilden immers vers brood als ze met de avondploeg stonden.
Gilbert ging dus op leercontract bij zijn vader. Maar dat betekende ook dat hij avondschool moest volgen. Zeven jaar lang trok ik wekelijks naar Gent en Wetteren voor deze avondlessen, vertelt hij. In Wetteren voor den theorie en in Gent volgde ik praktijk bij Carels en Nicaise. Ik moet dat prima gedaan hebben, vertelt Gilbert zoveel jaren later, want na zeven jaar moest ik examen afleggen voor rekenen, Nederlands en algemene kennis alsook voor praktijk. Dat laatste examen deed ik in patisserie Oosterlinck in Dendermonde. Ik was geslaagd met grote onderscheiding én ik kreeg ook een brief van het koninklijk paleis dat ik laureaat was van alle pas gediplomeerde bakkerbanketbakkers. Samen met mijn ouders ben ik toen uitgenodigd in Brussel. Dat was een mooie dag en van mijn ouders kreeg ik toen een draagbaar radiootje. We schrijven 1962.

 

Dankzij zijn avondlessen heeft hij in 1961 ook zijn vrouw Jacqueline leren kennen. Op de bus naar Gent kwam hij ze tegen en van ’t een kwam het ander, ze spraken op een zondag af op de Donk. Maar Jacqueline stuurde haar kat en de volgende week vroeg Gilbert waar ze gebleven was. Ik mocht niet buiten zonder mijn broer, zei ze. Gilbert liet het er niet bij en trok onmiddellijk zijn stoute schoenen aan; Ik zal je thuis eens komen bezoeken, zei Gilbert toen kordaat. Ze gaf haar adres en ze spraken af dat hij de volgende zondag om vier uur zou komen. Nu was de vader van Jacqueline politiecommissaris in Berlare en die had een woonst in het gemeentehuis. Toen Gilbert ontdekte dat ze het adres van het gemeentehuis gegeven had, dacht hij echt dat Jacqueline hem een blaas had wijsgemaakt. Een limonadeke in een plaatselijke herberg later wist hij dat ze niet gelogen had. Dus belde hij om vier uur aan en haar vader opende de deur. Hij bekeek me, gaat onze bakker verder, met een blik zoals alleen commissarissen kijken kunnen en zei dan dat ik mocht binnenkomen. In april 1964 zijn ze getrouwd.

Ze zijn in de Driesstraat gaan wonen, Gilbert bleef thuis verder bakken en Jacqueline vond werk in de Sarma (waar nu Het Schoenpark gevestigd is). In 1972 zijn Gilbert en zijn vrouw verhuisd naar de bakkerij en twee jaar later hebben ze de zaak van vader gekocht. Een jaar later is ook Jacqueline thuis gebleven om te helpen in de zaak. Dat hebben ze samen twintig jaar gedaan tot ze de bakkerij in 1995 aan hun zoon Bob verkochten.

Ooievaar

Ook de geboorte van zijn twee kinderen is hem sterk bij gebleven. Eind 1970 moest Jacqueline bevallen en in de familie hoopten ze allen dat het kind net als grootvader Walther op kerstdag geboren zou worden. De verjaardag werd in mineur gevierd en Jacqueline kon dat jaar niet genieten van de traditionele tomatensoep met ballekes en de paling. Om 10 uur trokken ze naar huis en een dik uur later kwamen de weeën. Snel naar ’t moederhuis op de Koevliet, aangebeld en ze kwamen opendoen met een ‘voor-wa-dist-vraag’. Kom a gauw mee, was het antwoord van zuster Maria. Bob werd om half drie geboren en dokter Paelinck die de kleine Van Miegroet op de wereld had helpen zetten, was echter onverbiddelijk. De kleine was geboren op tweede kerstdag ook al vroeg Gilbert om een paar uur te zeuren. Rond de klok van drieën kwam hij in de bakkerij waar zijn vader en de drie knechten al zaten te wachten. Of ons rozijnenbrood die zondag het beste van Zele was, lacht Gilbert, daar twijfel ik serieus aan. Bij de geboorte van zijn dochter Margot in 1973 was het juist de zaterdag van oktoberkermis. Jacqueline was juist appels aan het schillen toen de baby een seintje gaf. Ze besloten nog even te wachten tot de zevenurenmis uit was en zo kon Gilbert in allerijl zijn duiven nog binnen doen. Twee uur later zette Margot voor de eerste keer haar keel open en Gilbert kon die nacht weer van d’een broek in d’ander. De twee geboortes zijn telkens goed gevierd. De schoonvader van Gilbert had ooit Honoré Borremans een serieuze vriendendienst bewezen en bij iedere geboorte kreeg hij 25 kilo paling cadeau voor de doopfeesten. Nee, honger, hebben we niet gehad, voegt Gilbert er smalend aan toe.

  Walther Van Miegroet aan de oven   Gilbert Van Miegroet aan de oven  

In al die jaren dat Gilbert bakker was heeft hij een grote evolutie meegemaakt. Na de oorlog kon je bij bakker Van Miegroet terecht voor brood en… duiveneten. Dat laatste bracht wat extra geld in het laatje. Bakker toen is niet te vergelijken met de bakkers van nu. Patisserie en alle andere tralala was geen mode in die jaren. In 1948 stopte de bakkerij met de verkoop van het duiveneten en trok men heel bewust de kaart van de snoep. Gezien de nabijheid van de school was dit zeker geen slechte keuze. Maar voor het overige vormde brood de hoofdzaak. ’t Was ook een heel andere tijd, verduidelijkt Gilbert. De Zeelse bakkersbond telde op haar hoogtepunt na de Tweede Wereldoorlog 48 leden, alleen in Zele. Iedereen had zijn eigen bakker en ‘vreemd gaan’ op het vlak van brood was not done in die tijd. De dagelijkse broodronde eindigde in de buurt van ’t Eindeke, een buurt waar vrij grote gezinnen woonden. Mensen stonden vaak de bakker al op te wachten en als ze een auto hoorden, kwamen ze buiten. Van Miegroet en Peelman arriveerden meestal rond hetzelfde tijdstip maar niemand zou het in zijn ster gehaald hebben een brood bij een andere bakker te kopen, zo honkvast waren de mensen als het op brood op aankwam. Het gebeurde regelmatig, gaat Gilbert verder, dat we aan het einde van onze ronde moesten vaststellen dat we geen brood genoeg hadden voor al onze klanten. Dan kochten we snel nog enkele broden bij Achilles Waterschoot op de Dendermondebaan of bij Bonne Schaepmeester op de Zandberg.

 

De eerste patisserie is er pas gekomen in 1954. Ieder jaar trokken we met het gezin naar de kust en daar smulden we van de boules de L’Iser. En vader Walther moet gedacht hebben: dat kan ik ook. Dus verschenen de boules de L’Iser in de Zeelse bakkerij. De eerste boterkoeken verkochten ze op 3 november 1955. Ik had dat op school geleerd, zegt Gilbert, en voor de gewijde koeken ter gelegenheid van Sint-Hubertus bakten we ze de eerste keer. Het was een succes.

Stilletjes aan bakten we meer en meer gebak, maar enkel droog gebak: frangipane, pain à la grecque, makrons, carré confiture… We konden niet anders, vervolgt Gilbert, want in die tijd hadden we in de winkel geen koelkast, zelfs in de bakkerij hadden we maar een hele kleine. Daar kwam verandering in. In 1961 had Gilbert het klappen van de zweep op het vlak van patisserie al volop leren kennen door zijn avondschool. De winkel en de bakkerij werden verbouwd. In de winkel kwam er een heuse koeltoog en de bakkerij werd opgesplitst in een warme en koude afdeling.

Gilbert herinnert zich nog de dag dat ze crème glace begonnen te verkopen. Dat was op een Moederdag, vertelt hij. We hadden veel reclame gemaakt via de Gazet van Zele en De Zelenaar en het was een schot in de roos: de mensen stonden aan te schuiven tot op straat.

Bakkerij Van Miegroet

  Gilbert Van Miegroet   Jacqueline in haar winkel

De familie Van Miegroet is ook altijd sterk verbonden geweest met de Zeelse Bakkersbond. In 1908 was deze bij zijn overgrootvader gesticht. De doelstellingen van deze vereniging waren velerlei. In de eerste plaats was het belangrijk om goede afspraken te maken om zo onnodige concurrentie te vermijden. Verder is er ook een periode geweest dat de bloem samen aangekocht werd zodat ze een mooiere prijs konden krijgen. Maar ook de solidariteit stond hoog in het vaandel geschreven. Als een bakker ziek werd of een ongeluk had, bakten de anderen brood voor hem zodat hij toch een verzekerd inkomen had. Sociale zekerheid avant la lettre.

Vandaag in 2011 is de Bakkersbond opgehouden te bestaan. In ons eigenste Zele zijn er nog slechts elf warme bakkers en de doelstellingen van toen zijn door de evolutie achterhaald. Vader Walther is jarenlang secretaris geweest, Gilbert was twaalf jaar voorzitter. Toen hij zijn zaak overliet in 1995 heeft hij ook zijn ontslag gegeven in de bond omdat hij het niet meer zinvol vond om als niet actieve bakker in het bestuur te zitten.

 

Sinds 1995 genieten Gilbert en zijn Jacqueline van hun rust. Alhoewel dat laatste woord niet echt in Gilberts woordenboek staat. Ik ben huisvader én fulltime grootvader, vertelt hij. Jacqueline moet even glimlachten. En, voegt hij er aan toe, ik heb twee passies: kaarten en duivenmelken. Twee infecties die hij heeft opgedaan in zijn jeugd. Zijn grootouders baatten café ’t Moleken uit op de Kouter recht tegenover de Lange Akker. Als zijn ouders het te druk hadden, werd de kleine Gilbert vaak naar zijn grootouders gestuurd in het café.

Gilbert herinnert zich het café nog heel goed. Café ’t Moleken had ook telefoon. Zijn grootvader had nummer 100 en dat had hij in grote letters op de gevel laten schilderen. Gilbert herinnert zich nog goed de tijd dat je een verbinding moest aanvragen via de centrale aan het station. Zijn tante Madeleine was goed bevriend met de mevrouw die de centrale bediende en deze kon alle gesprekken beluisteren. Regelmatig belde ze haar vriendin ‘even’ op om te horen of er geen nieuws was in Zele. Dat was nog de tijd dat het woord ‘privacy’ moest uitgevonden worden.

Speelkaarten  

Het was een duivenlokaal, een drukkerij en een café waar veel gekaart werd. Sinds hij een klein manneke was, was hij gefascineerd door het kaartspel. Heel dikwijls zat hij achter de kaarters te kijken. Bieden, wiezen, jassen… niets was hem vreemd. Ook zijn grootvader leerde hem kaarten en allerlei truckjes en toen hij zijn plechtige communie gedaan had, mocht hij meedoen met de grote mensen. ’s Maandagsavond zaten ze in het café te wachten tot Gilbert met de bus thuiskwam van zijn avondlessen. Kaarten was en is al meer dan zestig jaar voor hem een zalig tijdverdrijf. Ook voor zijn vrouw. In de tijd toen hij verkeerde met haar zag hij haar ’s zondags en ook op woensdag mocht hij haar bezoeken. Al vrij snel vroeg zijn toekomstige schoonvader: En, bakker (zijn vaste aanspreking), kunde gij kaarten? Ze hebben met zijn vieren avonden gewhist. Al veertig jaar lang kaarten Gilbert en zijn vrouw met François Christiaens en Lieve Verneirt. Iedere kaartavond gaat de winst in een varken en als dat dik genoeg is, gaan ze samen de winst opsouperen.

Omdat de gelegenheden tot kaarten alsmaar verminderen, kaartmaten wegvallen zochten Gilbert en Jacqueline een nieuwe uitdaging. In 2010 schreven ze zich samen in voor een cursus bridge bij Marijke Claes, de voorzitster van Bridge Club Lokeren. Een dik jaar verder zijn ze begeesterd van het spel en als ik hen mag geloven kunnen ze al aardig hun mannetje staan. We oefenen samen regelmatig, vertelt Gilbert, en als je elkaar door en door kent is het wel een pak makkelijker. Op de tafel in de woonkamer liggen de kaarten altijd klaar.

De tweede passie heeft hij geërfd van zijn vader: duivenmelken. De bakkers hadden vroeger een behoorlijke faam onder de duivenmelkers. De beestjes waren meestal warm gehuisvest boven de oven. Ik weet niet of het daardoor kwam, vertelt Gilbert, maar de meeste bakkers-duivenmelkers sloten hun jaar positief af. De liefde voor het duivenspel werd ook nog aangewakkerd in het duivenlokaal ’t Moleken. Hij mocht als kind helpen bij het inkorven van de beestjes en in de vakantie mocht hij zijn nonkel Cyriel, drukker, helpen bij het zetten van de letters voor de duivenuitslagen. Heel zijn leven al speelt Gilbert met de duiven. In de bakkerij was het geen probleem want het brood was al lang gebakken voor de duiven vielen. Later met de patisserie werd het soms wel iets moeilijker om dit te combineren. Gilbert betreurt dat het aantal duivenmelkers zienderogen afneemt. In de jaren vijftig waren we in België nog met 250 000. Vandaag telt den bond nog amper 28 000 leden. In Zele is er nog slechts één duivenmaatschappij ‘Eerlijk duurt het langst’ die een onderkomen gevonden heeft in café ’t Zonhoekje op Veldeken. Luc Verhaegen is voorzitter, onze Gilbert ondervoorzitter. Ook in de duivensport heeft de tijd niet stilgestaan. Nog vier leden werken met een constateur, alle andere beschikken bij iedere inloop over een elektronisch registratietoestel. In het lokaal wordt dit verwerkt op de computer en de definitieve uitslag volgt in een mum van tijd. De verzorging van zijn beestjes is een dagdagelijks werk.

 

Gilbert meen één van zijn duiven
Gilbert en Jacqueline met hun kinderen en kleinkinderen  

Gilbert trekt een groene cache-poussière aan en troont me mee naar het heilige der heilige: zijn duiventillen. Fier toont hij me zijn beestjes. Op de man af vraag ik hem wat er zo leutig aan de duivensport is. O, zegt Gilbert, een hele week leef je naar de zondag. ’s Zaterdags doe je je duiven binnen en dan is het afwachten. De zondagmorgen staat teletekst al vroeg op om te lezen wanneer ze gelost worden. En dan is het afwachten. Die spanning, dat geeft een kick, bekent hij. In een klein uurtje zijn zijn blauwgeschelpten dan terug thuis en dan is het uitkijken wat je ervan gebakken hebt. Ik kan tegen mijn verlies, zegt Gilbert, al is winnen natuurlijk plezanter.
En hoe kijkt Jacqueline er tegen aan. Of dat van die duiven in zijn huwelijkscontract stond, heeft hij me niet verteld. Wel gaan ze ieder jaar samen op reis voor of na het duivenseizoen en zo blijft de spreekwoordelijke kerk toch nog in het midden.

 

Gilbert en Jacqueline met hun kinderen en kleinkinderen

Na een Duveltje neem ik afscheid van Gilbert en zijn vrouw, twee tevreden mensen. Voor ik vertrek, stopt hij me een kaartje in mijn handen. Da’s van mijn zoon Bob, zegt hij. Hij betreurt het erg dat hun zaak hier is stopgezet maar hij is nog altijd bakker. In Zuid-Afrika heeft hij ‘La Rochelle Belgium Bakery’ terwijl zijn Zuid-Afrikaanse vrouw een Bed & Breakfast uitbaat. Zijn ogen verraden toch enige fierheid. Ook in de vierde generatie Van Miegroet wordt er nog brood gebakken.

Bedankt, Gilbert, voor den babbel! Geniet van tram 7!

Mark
23.06.2011

afdrukken

De bakker van de Kouter - Gilbert Van Miegroet

 

Thuiskomen

 

© Mark De Block

Krijg je graag een e-mail als de volgende 'Mensen van bij ons' verschijnt?
Ga naar 'Contact', vul je naam en e-mailadres in en gewoon klikken op 'Verzenden'.

Reacties en suggesties zijn altijd welkom